Capatect MW-Dämmplatte 035 WVP-1 Plus 148
Isolatieplaat in minerale wol voor het Capatect System Miner-AToepassing
Onbrandbare gevelisolatieplaat voor CapatectSystem Miner-AEigenschappen
- Onbrandbaar
- Gecoat aan weerskanten
- Indeling gezondheid op het werk: vrij conform GefStoffV, ChemVerbotsV en
EG-richtlijn 97/69 (Anm. Q)
Opslag
Droog, beschermd tegen vocht. Niet onbeschermd blootstellen aan de weersomstandigheden.Soortelijke massa
ca. 1,0 g/cm3Warmtegeleiding
0,034 W/(mK) conform DIN 4108-4
(nominale waarde van de thermische geleidbaarheid λD)
Diffusieweerstandsfactor µ (H2O)
µ ≈ 1 conform DIN EN 12086Stortgewicht
ca. 120 kg/m³Brandreactie
A1 conform DIN EN 13501-1 (onbrandbaar)Smeltpunt
≥ 1000 °C conform DIN EN 13501-1Afscheursterkte loodrecht op oppervlak
≥ 5 kPa (dikte ≥60 mm) conform DIN EN 1607≥ 3,5 kPa (dikte <60 mm) conform DIN EN 1607
Dynamische vastheid
conform DIN EN 13162 / DIN EN 29052-1
s' ≤ 12 MN/m³ (≥ 60 - 70 mm)
s' ≤ 9 MN/m³ (≥ 80 - 90 mm)
s' ≤ 7 MN/m³ (≥ 100 - 110 mm)
s' ≤ 6 MN/m³ (≥ 120 - 130 mm)
s' ≤ 5 MN/m³ (≥ 140 - 170 mm)
s' ≤ 4 MN/m³ (≥ 180 - 240 mm)
Lengte-gerelateerde stromingsweerstand r
conform DIN EN 29053:
30 kPa✱s/m2
Product-nr.
148Dikte (mm) | Capatect MW-Dämmplatte 035 WVP-1 Plus | |
Formaat: 1.200 x 400 mm, kant: stomp | ||
Prod.-Nr. | Verpakking/m2 in krimpfolie | |
040 | 148/04 | 4,80 |
060 | 148/06 | 2,40 |
080 | 148/08 | 1,44 |
100 | 148/10 | 1,44 |
120 | 148/12 | 0,96 |
140 | 148/14 | 0,96 |
160 | 148/16 | 0,96 |
180 | 148/18 | 0,96 |
200 | 148/20 | 0,96 |
220 | 148/22 | 0,48 |
240 | 148/24 | 0,48 |
Ondergrond
Nieuwe minerale ondergronden, vaste oude pleisters, draagkrachtige oude verflagen - of bekledingen.Voorbereiding van de ondergrond
De ondergrond moet zuiver, droog en draagkrachtig zijn. Vuil en losse deeltjes die de aanhechting verminderen (bv. ontkistingsolie) en uitstekende mortelgraten verwijderen. Beschadigde, afbladderende verflagen en structuurpleisters zo goed mogelijk verwijderen. Onthecht pleisterwerk afkappen en bijpleisteren zodat het oppervlak weer vlak is. Zuigende, zandende of krijtende oppervlakken grondig tot op de vaste laag reinigen en met Sylitol® RapidGrund 111 gronderen.
De compatibiliteit van eventueel aanwezige lagen met de kleefmortel moet vakkundig getest worden.
Verbruik
1 m2/m2Verwerkingsomstandigheden
Tijdens de verwerking en de drogingsfase mogen de temperaturen van omgeving en ondergrond niet minder dan +5° C en meer dan 30° C bedragen.
Montage
Handmatig verlijmen
De lijm volgens de zogeheten ‘punt/worst’-methode (de rand ongeveer 5 cm breed en 3-6 handpalmgrote dotten lijm in het midden) op de isolatieplaat aanbrengen (de lijm zodanig doseren dat ≥ 40 % kleefcontact met de ondergrond bereikt wordt). Een braseerlaag is niet nodig.
Machinale verwerking (lijm in stroken)
De lijm machinaal in stroken verticaal op de ondergrond spuiten (hechtvlak moet ≥ 50% zijn). De stroken moeten ca. 5 cm breed zijn. De asafstand tussen de stroken mag niet meer zijn dan 10 cm. De isolatieplaat direct in de nog natte lijm schuivend aanbrengen en voorzichtig aandrukken. Om filmvorming van het oppervlak van de lijm te voorkomen, nooit meer lijm aanbrengen dan wat direct met de isolatieplaat kan worden afgedekt.
Machinale verwerking (lijm op totale oppervlak)
De systeemlijm machinaal op de ondergrond spuiten in een laagdikte van max. 10 mm. Aansluitend de laag met een kamspaan egaal verdelen (de tandgrootte is afhankelijk van de vlakheid van de ondergrond). De isolatieplaat direct in de nog natte lijm schuivend aanbrengen en voorzichtig aandrukken. Om filmvorming van het oppervlak van de lijm te voorkomen, nooit meer lijm aanbrengen dan wat direct met de isolatieplaat kan worden afgedekt.
Aanbrengen:
De isolatieplaten van onder naar boven verlijmen en goed aandrukken. Breng geen lijm aan op de voegen van de platen. Zorg ervoor dat de platen vlak en loodrecht worden geplaatst. Vul voegen ≤ 5 mm op met Capatect Fullschaum B1 of grotere kieren met isolatiestroken. Niveauverschillen tussen de platen onderling moeten voorkomen worden. In geval van overgangsvoegen tussen verschillende ondergronden of in geval van gevelpanelen, moeten de isolatieplaten het voegverloop aan beide zijden met ten minste 10 cm overbruggen en worden ondersteund met een stevige lijmverbinding.
De gelijmde isolatieplaten tegen vocht beschermen en de isolatie zo snel mogelijk voorzien van een wapeningslaag.
Aanbrengen in 2 lagen:
De platen kunnen in 1 laag tot 240 mm en in 2 lagen tot 400 mm aangebracht worden. Bij het aanbrengen in 2 lagen moeten de platen een isolatiedikte van minimum 100 mm en maximum 200 mm hebben. De 2e laag moet met verspringende voegen volvlakkig gekleefd worden ten opzichte van de 1e laag.
Bevestiging:
Gelijkliggend met het isolatieoppervlak:
De isolatieplaten worden ofwel enkel in het vlak of in het vlak en de voeg bevestigd. Die De bevestiging kan worden uitgevoerd door het gecombineerde gebruik van Capatect schotelpluggen en de Capatect Dübelscheibe 153 met diameter 90 mm. Bij bevestiging in het vlak moeten afstanden van de plugschacht tot de rand van de isolatieplaat van 15 cm en van de pluggen onderling van 20 cm in acht worden genomen.
Verzonken:
In de verdiepte uitvoering kunnen de isolatieplaten worden bevestigd met het Capatect Universaldübel 053 in combinatie met de Capatect Thermozylinder 154. Het wordt aanbevolen om de pluggen in de verdiepte bevestigingsvariant alleen in het vlak van de isolatieplaat te plaatsen.
Verzonken:
Vanaf isolatiediktes van 100 mm tot max. 200 mm is verzonken bevestiging met Capatect Universaldübel 053 mogelijk. Bij verzonken montage met een schoteldiameter van 60 mm is slechts één plug in het oppervlak toegestaan. Afstanden van de plugschacht tot de rand van de isolatieplaat van 15 cm en van de pluggen tot elkaar van 20 cm moeten in acht worden genomen.
Het aantal pluggen/m2 en de overéénkomstige plugschema's zijn te bepalen aan de hand van een windlastberekening. Gelieve u hiervoor te richten tot de technische dienst van Caparol, afdeling Capatect.
Veiligheidsvoorschriften (stand conform laatste uitgave)
Draag beschermende kleding (stofdicht) en stofmasker P1 bij stofvorming. Draag een veiligheidsbril bij mechanische bewerkingen (zagen, boren, schuren, frezen) en bij werkzaamheden boven het hoofd.Afval
Voorkom afval door zorgzaam snijden en hergebruik. Kleine materiaalresten desondanks afvoeren volgens EAK 170604 (bouw- en sloopafval).
Toelating
ETA 10/0436Servicecentrum
DAW Belgium B.V.Tél.: (+32) (0)11 60 56 30
Fax: (+32) (0)11 52 56 07
E-mail: info-tech@daw.be
www.caparol.be