caparol_pim_import/caparol_be/products/image/223659/062850_CT_122_BE.png

Capatect PF-Fassadendämmplatten 122

Isolatieplaten conform DIN EN 13166 in fenol-harsschuim, aan weerskanten met glasvlies gelamineerd.

Toepassing

Gevelisoslatieplaten in fenolharsschuim voor gelijmde en geplugde Capatect gevelisolatiesystemen. Bijzonder geschikt om plaats te sparen in erkers, binnenwelvingen, dakkapellen.

Eigenschappen

  • Zeer isolerend
  • aan weerskanten gelamineerd met glasvlies
  • druipt niet brandend af
  • diffusie-open
  • vrij van CFK, HCFK, HBCDD

Kleur

Roos met aan beide kanten wit vlies

Opslag

Droog, beschermd tegen vocht.
Fenolisolatieplaten niet onmiddellijk op de grond stockeren. Isolatiepakken op de werf met folie afdekken, isolatieplaten beschermen tegen directe zonnestralen en UV-stralen. Door stockage verandert de plaat van kleur. De eigenschappen van de plaat wijzigen niet!

Materiaal

Fenolhardschuim (PF)

Soortelijke massa

ca. 35 kg/m³

Warmtegeleiding

λB = 0,022 W/(m·K) gemeten waarde conform DIN 4108-4
λD = 0,021 W/(m·K) nominale waarde conform DIN EN 12667 of DIN EN 12939

Waterdampdoorlaatbaarheid

μ = 20/100 nach DIN EN 12086

Wateropname

≤ 1,0 kg/m2 nach DIN EN 1609

Brandreactie

Klasse C-s2, d0 conform DIN EN 13501-1

Dikte

Diktetolerantie ± 2 mm conform DIN EN 823

Treksterkte loodrecht op het plaatvlak

≥ 60 kPa nach DIN EN 1607

Product-nr.

122

Capatect PF-Dämmplatte 122
Formaat1.200 x 400 mm
Kantenvormstomp
Plaatdikte20-200 mm
≥ 160 mm bestaande uit 2 enkele platen af fabriek aan elkaar gelijmd
welvingsisolatieplaten: 20-30 mm
gevelisolatieplaten: 40-200 mm
Verpakkingseenheidzie actueel assortimentsoverzicht

Ondergrond

Minerale ondergronden zoals nieuwbouw, vaste oude pleisters, draagkrachtige oude verflagen of andere draagkrachtige, effen ondergronden.

Voorbereiding van de ondergrond

De ondergrond moet draagkrachtig, schoon, droog en vrij van stoffen die de hechting kunnen verminderen. 
Verontreinigingen en stoffen die de hechting kunnen verminderen (bv. bekistingsolie) verwijderen
Slecht hechtende, bladderende verflagen en sierpleisters verwijderen. Losse delen verwijderen en holtes openhakken en repareren.
Sterk zuigende en zandende ondergronden tot op de vaste ondergrond schoonmaken en voorstrijken.
De compatibiliteit van bestaande coatings met de lijmmortel moet worden gecontroleerd door een deskundige.

Verbruik

1 m2/m2

Verwerkingsomstandigheden

Tijdens de verwerking en de droging moeten de temperatuur van de omgeving en de ondergrond niet lager dan +5 °C en hoger dan +30 °C liggen.

Niet toepassen in direct zonlicht, sterke wind, mist of hoge luchtvochtigheid.

Bij ongunstige weersomstandigheden moeten passende maatregelen worden genomen om de verwerkte geveloppervlakken te beschermen.

Verwerking

Het is aanbevolen om de kant van de isolatieplaat met de opdruk "muurkant" als kleefzijde te gebruiken.

Verwijder de buitenverpakking van de isolatieplaten minstens 10 minuten voor de installatie, omdat de isolatieplaten moeten ontspannen voor de plaatsing.
Inbouwdelen die rechtstreeks in contact komen met het fenolhars isolatiemateriaal, zoals bodem- en hoekrails, moeten gemaakt zijn van kunststof, roestvrij staal of aluminium of beschermd zijn tegen corrosie. Contact van andere onbeschermde metalen met het fenolhars isolatiemateriaal leidt tot corrosie en moet worden vermeden.
De vlieslaminering aan de pleisterzijde mag niet beschadigd worden, bv. door bestaande oneffenheden weg te schuren.
Snij isolatieplaten alleen met een zaag, mes, enz. Snijden met hete draad is niet mogelijk.
Niet in contact brengen met aromatische oplosmiddelen.
Fenolhars isolatieplaten zijn niet geschikt voor sokkels.

Verlijmen

  • Leg de isolatieplaten minstens 10 cm in steensverband en stoot ze goed aan.

  • De voegen moeten vrij blijven van lijm.

  • Dicht de voegen tussen de isolatieplaten nooit af met lijm.

  • Vul voegen ≤ 5 mm op met geschikt brandvertragend voegschuim.

  • Dicht voegen en holle ruimten > 5 mm met gelijkwaardige isolatiestrips.

  • Vermijd hoogteverschillen bij plaatvoegen
  • Isolatiematerialen op hoeken van gebouwen met elkaar verbinden

  • Zorg ervoor dat de platen uitgelijnd en loodrecht zijn

  • Beschadigde isolatieplaten mogen niet geplaatst worden

Stootvoegen van isolatieplaten mogen zich niet boven de verbindingszones van verschillende bouwonderdelen bevinden (bv. ringbalken, rolluikkasten, elementverbindingen). De isolatiematerialen moeten hier minstens 10 cm overbruggen en aan beide zijden ondersteund worden door een stevige lijmverbinding.
Uitzettingsvoegen in het gebouw moeten worden overgenomen in het thermische isolatiesysteem.
Bescherm niet-afgewerkte isolatieplaten op de gevel tegen vocht en bekleed ze zo snel mogelijk met gewapende onderpleister.

Worst-Punt-Methode
Rondom de rand lopend en in het midden van de platen  3-6 dotten ter grootte van een handpalm.

  • Kleefcontactoppervlak ≥ 40 %

Volledige verlijming
Op vlakke ondergronden kan de lijm met een getande spaan/truweel over het hele oppervlak worden aangebracht. De isolatieplaten moeten onmiddellijk, uiterlijk na 10 minuten, op de ondergrond worden aangedrukt, ingeschoven met de zijde waarop de lijmmortel is aangebracht.

Maschinaal verlijmen (op een gedeelte van het oppervlak)
Spuit de kleefmortel (Capatect CS-Klebe- und Armierungsmörtel 850) machinaal op de ondergrond in de vorm van verticale rupsen. De lijmrillen moeten ca. 5 cm breed zijn en in het midden van de ril minstens 10 mm dik. De as-afstand mag niet groter zijn dan 10 cm. De isolatieplaten moeten onmiddellijk in het verse lijmmortelbed worden gedrukt, ingescheven en aangedrukt. Om huidvorming te voorkomen, mag slechts zoveel lijmoppervlak worden aangebracht als direct met isolatieplaten kan worden bedekt.

  • Kleefcontactoppervlak ≥ 60 %

Verpluggen

De isolatieplaten moeten aan de ondergrond worden gelijmd en bevestigd met pluggen. Het aantal pluggen wordt bepaald door de berekening van de windbelasting. De pluggen worden aangebracht nadat de lijmmortel is uitgehard.

In het vlak van de isolatieplaten:

De isolatieplaten kunnen worden bevestigd met goedgekeurde schotelpluggen (schoteldiameter min. 60 mm).

  • Positie van de pluggen: in het oppervlak of in het oppervlak en de voeg

Verzonken:
De isolatieplaten kunnen worden bevestigd met goedgekeurde schotelpluggen (bv. Capatect Universaldübel 053) in combinatie met Capatect Thermozylinder 154 (Tellerdurchmesser 110 mm) en de Capatect Universaldübel-Rondelle PF 052 bevestigd worden.

  • Positie van de pluggen: in het vlak
  • Isolatiediktes: vanaf 80 mm isolatiedikte

Verpluggen door het wapeningsweefsel:
De isolatieplaten kunnen worden bevestigd met goedgekeurde schotelpluggen (schoteldiameter 60 mm) doorheen het wapeningsweefsel na het aanbrengen van de onderpleister.

  • Positie van de pluggen: conform DIN 55699

Coating

Wapening:
De isolatieplaten mogen niet langer dan ca. 7 dagen ongecoat blijven staan. Als wapening op de gevelisolatieplaten uitsluitend Capatect CS-Klebe- und Armierungsmörtel 850 in 5-7 mm laagdikte met Capatect Gewebe 650 gebruiken.

Eindpleister:
De wapeningslaag wordt gecoat met de systeemgebonden eindpleisters. Een totale dikte van min. 7 mm moet aangehouden worden. 

Veiligheidsvoorschriften (stand conform laatste uitgave)

Zagen wordt aanbevolen voor verwerking. Zagen, frezen en slijpen leiden tot aanzienlijke stofbelastingen. Draag tijdens de verwerking geschikte beschermende handschoenen, huidbedekkende werkkleding en een veiligheidsbril/mondbescherming.

Afval

Afval door zorgzaam versnijden vermijden. Indien er toch resten zijn afvoeren via de geschikte kanalen.

Toelating

Z-33.43-1667
ETA-11/0300

Servicecentrum

DAW Belgium B.V.
Tél.: (+32) (0)11 60 56 30
Fax: (+32) (0)11 52 56 07
E-mail: info-tech@daw.be
www.caparol.be

Zie jij het verschil?